Werken. Werken en genieten van het leven. Dat stond op de planning na het afstuderen aan de hogeschool. Ik hoefde eindelijk geen toetsen meer te maken, projecten voor de deadline in te leveren en die stomme scriptie had ik ook eindelijk afgerond.
Alle tijd van de wereld! Wat een rust ervaarde ik. Tijdens het werken als maatschappelijk werker genoot ik enorm. Het helpen van cliënten met hun financiën, het zoeken naar een huis of het voeren van ventilerende gesprekken lag helemaal in mijn straatje. Wist een cliënt niet meer waar ze het zoeken moest van de stress en schulden? Laat dat maar aan mij over. Ik sta naast de cliënt en wil dat de cliënt voelt alsof ze er niet meer alleen voor staat. Dat is toch het mooiste wat er is?
Daarnaast nam ik allerlei taken op me. Ik vond alles leuk om te doen en te leren en werd door alles enthousiast. Ik had fijne collega’s, een fijne manager en de beste baan ooit. Het was inmiddels een halfjaar na mijn afstuderen en ik voelde me top. Stress had ik natuurlijk ook niet meer, dat hoorde bij het naar school gaan.
Met mijn vriendinnen ging ik eens in de zoveel tijd baantjes trekken. Ik had al wat last van mijn schouder en nek nadat ik een keer verkeerd had gelegen ’s nachts. Op een frisse dinsdagavond in het voorjaar sprong ik het zwembad in en na een baan of anderhalf gezwommen te hebben kon ik mijn rechterarm niet meer gebruiken. Ik stierf van de pijn en wist niet meer waar ik het zoeken moest.
Na een bezoekje te hebben afgelegd bij de huisarts en mijn beste vriendin (een fysiotherapeut) te hebben geraadpleegd leek het te gaan om een beknelde zenuw in mijn nek. Ik kon mijn rechterarm niet meer optillen en wist niet hoe ik moest liggen of zitten van de pijn. Eén ding wat zeker was: ik mocht voorlopig niet meer werken.
Na tien weken volledig thuis te hebben gezeten mocht ik in augustus van dat jaar weer volledig aan de slag. Al die mensen die me in die periode hadden verteld dat ik te hard werkte of dat stress misschien ook bijdroeg aan de beknelde zenuw wuifde ik vrolijk weg. Ik had gewoon verkeerd gelegen.
Eindelijk weer mijn caseload opbouwen. Ik mocht weer mensen helpen. Daar ging ik ook keihard mee aan de slag, ik had immers weinig bijgedragen aan het werk en wilde graag mijn collega’s laten zien dat ik er weer helemaal was. Alles was nog steeds leuk dus ik begon mijn oude taken weer op te pakken en deelde daarnaast de zorgen van en met mijn cliënten. Het was zo fijn weer aan de slag te gaan met iets wat ik graag doe.
Na een paar maanden hard gewerkt te hebben en wat pittige zaken gedraaid te hebben brak bijna het einde van vorig jaar aan. Ik had het mega naar mijn zin. Ineens werd ik ziek, griepachtige verschijnselen. Nou, dan blijf ik toch een dagje thuis? Morgen voel ik me vast beter. Twee dagen later zat ik weer op kantoor tot een collega me vroeg of het wel goed ging met me. Ik zag helemaal wit. Ja, natuurlijk gaat het goed. Je lijkt die andere collega wel, die me al een paar weken lang vroeg of het wel goed met me gaat. Het gaat prima!
Tot ik opstond en helemaal duizelig werd. Thuisgebracht door die bezorgde collega. De duizelingen bleven en ik was moe, zó moe. Heel de dag draaierig, misselijk en last van hoofdpijn. Wat een gekke griep, dacht ik nog. Toch maar even naar de huisarts na aandringen van mijn moeder.
De huisarts kon niets vinden, mijn vitale waarden waren allemaal prima. Zijn conclusie, je raadt het al…
Stress!